Ruaha en Selous
De vlaktes van Afrika herbergen immer het onverwachte. Terwijl wij
ervanuit gaan in de droge periode te gast te zijn, blijkt het zuiden van
Tanzania te zijn voorzien van een frisgroene waas. De lange regentijd is
voortijdig aangebroken, waardoor de streek in luttele dagen een metamorfose heeft ondergaan.
De stoffige wegen zijn veranderd in modderpaden met grote plassen, wat
onmiskenbaar zijn uitwerking heeft. Ook voor de 'beestjes-kijkende-toerist'
blijft de klimaatverandering niet zonder gevolgen. Een korte doorsteek
tussen twee parken blijkt een onneembare horde, waardoor wij twee extra
reisdagen in de safari-auto doorbrengen. Niet dat dat een straf is overigens.
De reis verloopt weliswaar gedeeltelijk over slechte wegen, wat een aanslag
op het fysiek betekent, maar biedt wel volop afleiding.
Afrika, en dus ook Tanzania, is namelijk veel meer dan wild kijken in
natuurparken alleen. Afrika staat op zichzelf. Door de geuren, de kleuren en
de mensen. Het is met niets anders te vergelijken.
Afrika is zo heerlijk Afrikaans.
Als je besluit binnenlands te vliegen, mis je al het moois dat zich op de
grond afspeelt. Want langs de wegen buiten de parken ontvouwt zich
namelijk één groot schouwspel. Van alles en iedereen krioelt op en langs de
weg. Daar speelt zich een groot deel van het openbare leven af. Mannen op
fietsen zonder versnelling vormen bijna de harde kern van de
transportsector. Vijftig plastic emmers, langwerpige (zware) zakken met
steenkool, bossen brandhout, jerrycans met zelfgebrouwen bier, gebonden
palmbladeren of manden met kippen. Alles wat draagbaar is, gaat voorop,
aan de zijkant of achterop. De vrouwen, gekleed in traditionele, gekleurde
omslagdoeken doen hier niet voor onder. Voor hen geen fiets, maar de
benenwagen. En hun hoofd fungeert als bagagedrager. In uniform geklede
scholieren lopen al dan niet blootsvoets in de berm, daartoe gedwongen
door het verkeer, variërend van door ezels getrokken karren tot langs
razende zwarte roet uitbrakende vrachtwagens. De minister van Milieu
heeft in Tanzania nog een oorlog te winnen: een roetfilter of vijftig
spaarlampen. Hoezo (milieu)regels? Mens en dier volgen hier hun eigen
wetten. Hier geldt het recht van de sterkste.
Elke dag weer.
Waar het wild enkele weken voor onze aankomst de dorst nog moest lessen
in opgedroogde poeltjes, is nu overal water. De bladeren aan de bomen en
struiken bieden ineens tal van schuilplaatsen en bescherming tegen de
brandende zon. We doen het spelletje 'zie-jij-wat-ik-niet-zie?' Het struikgewas moet echt
vergeven zijn van de dieren, maar omdat we niet van het pad mogen,
missen we er veel. Toch blijft lang niet alles voor ons verborgen.
Een flinke portie geluk, vasthoudendheid en geduld leveren ontmoetingen
op die de kern van het leven genadeloos blootleggen: overleven door tactiek
dan wel instinct óf het loodje leggen.
Voor het (kleinere) wild kan elke dag de laatste zijn. Ergens achter een
struik wacht de dood. Dag en nacht. Neem de machtige giraffe die roerloos
achter de bosjes staat. Alleen de twee hoorntjes op de kop, die net boven
de hoogste takken uitsteken, verraden haar aanwezigheid. Binnen een
straal van tien meter liggen vijf leeuwen in het struikgewas. Eén leeuw
vormt geen probleem voor de giraffe. Als die haar aanvalt, geeft ze hem een
rake trap met haar poot. Maar tegen een groep kan ze niet op. Ze
omcirkelen haar en eentje valt aan. En daarom beweegt ze niet. Ze maakt
zichzelf 'onzichtbaar'. Omdat ze weet dat ze anders kansloos is.
Nog een ontmoeting. In een greppel ligt een leeuwin met vier kleintjes van
twee weken oud. De moeder voelt zich in het geheel niet bedreigd door de
auto en laat haar kroost vrijelijk rondlopen. We kunnen het miauwen en
spinnen van de kleintjes horen. Wat een belevenis! We bestuderen elkaar,
zij verbaasd, wij verrukt. De greppel heeft een natuurlijke bescherming van
laaghangende, dichtbegroeide takken. Hoewel we slechts enkele armlengtes
verwijderd zijn, heeft onze fotocamera de grootste moeite een kleintje te
vereeuwigen. Dan maar kijken, kijken en kijken. Daar zijn we tenslotte
voor gekomen. Afrika is immers één grote kijkdoos.
En nee, je ziet niet alles, want de dieren zitten niet op een rails. Je moet
het doen met wat voorbij komt. Maar als je mazzel hebt, is dat veel. Soms
te veel om alles verwerkt te krijgen. Onderweg heb je zes paar ogen nodig
en een fenomenaal geheugen, want je moet alle beelden en indrukken maar
zien op te slaan om te kunnen meenemen naar huis. Je zou de hele route
kwijlend kunnen afleggen, zoveel moois is er te zien. Het is van begin
tot eind één lange oh en ah.
Mits je er gevoelig voor bent natuurlijk. Want de reis in dit derde
wereldland kan ook een nachtmerrie worden. Als je je ergert aan de geur,
die soms onaangenaam aanwezig is. Of aan het stof, de hitte, de viezigheid,
de armoede of de Afrikaanse manier van dingen regelen. Dan kun je net zo goed
naar huis gaan of - nog beter - helemaal niet komen.
Maar als je accepteert dat alles anders is, dan heb je de tijd van je leven.
Als je je overgeeft aan alles wat de streek heeft te bieden, dan toont het zuiden van Tanzania zijn wilde schoonheid.
In het uitgestrekte bushland, met struiken,
baobabbomen, acacia's en machtige rivieren zien
we vele, vele giraffes, zebra's, springbokken, koedoes, bavianen, buffels, olifanten,
kliffspringers, dik-diks, krokodillen, nijlpaarden, gieren, hagedissoorten van een meter (!),
een half luipaard (de andere helft was al in de bosjes) en leeuwen. En dat alles in een decor dat
eeuwenlang onveranderd is gebleven.
Vanwege de ontoegankelijkheid van de parken Ruaha en Selous worden ze nauwelijks bezocht door
toeristen. Daardoor is de natuur er nog vrijwel onaangetast. Uren rijden we rond over de
paden van rode aarde zonder een andere safari-auto tegen te komen.
Wat een verschil met Kenya of het noorden van Tanzania, waar je bijna moet strijden om de beste plek.
Het zuiden: een onbedorven wildernis, waarvan ik me nauwelijks kan losrukken.
naar boven
terug naar intro
terug naar Truck en Jeep