camp flatdogs in south luangwa
Foto: Trudy Welten
camp flatdogs in south luangwa

South Luangwa


south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa south luangwa "What is it you would like to see", vraagt een van de twee gidsen in onze jeep, terwijl hij zich naar de vier passagiers omdraait. We wisselen kort een blik voordat ik eruit flap: "Bring me a leopard. Bring me a leopard, please." Eén keer in mijn leven heb ik een half luipaard gezien (de voorkant was al in het struikgewas) en een keer een luipaard die in het donker aan een opgehangen homp vlees kwam kluiven. Maar dat vond ik niks. Meer dan wat dan ook wil ik een luipaard zien. Al is het maar één keer in mijn leven. Het dier dat zo lijkt op mijn geliefde cheetah, alleen zijn de stippen op de vacht nét iets anders. De gids kijkt mij rustig aan, lacht zijn tanden bloot en zegt: "I will bring you one." Tuurlijk, denk ik. Het zal wel. Ja hoor. Die gids moet toch wát zeggen. Desondanks maakt zijn opmerking me bloednerveus en ik lach een beetje van de zenuwen.
Onze game-drive in South Luangwa national park in Zambia is al om vier uur 's middags begonnen en nu is het zeven uur 's avonds. Het is pikkedonker en het is alleen door de koplampen van de jeep en de sterke zaklamp van de gidsen dat we überhaupt nog iets zien. Nadat we eerst in het schijnsel een genetkat spotten, valt de lichtbundel ineens op een luipaard. Vol in de straal staat ze daar. Fier en machtig. Ik stop met ademen. Mijn hart stokt in mijn keel. Ik voel tegelijkertijd een warmte- en koudefront over mijn achterhoofd trekken. Een luipaard!! Langzaam, maar zeker loopt ze door het struikgewas. De gidsen doen alle moeite haar te volgen, totdat ze na enkele minuten in de bosjes verdwijnt.
Wow! Ik voel me totaal overweldigd door deze ontmoeting en ben zeker niet voorbereid op wat nog gaat komen. De jeep rijdt door. Van de achterbank roept iemand: "Hippo's (nijlpaard) op rechts." De zaklamp zwenkt echter naar links, waar twee oogjes oplichten. Die oogjes heb ik ook gezien, maar ik ging ervanuit dat het wel weer een impala of zoiets zou zijn. Achter mij loopt de irritatie op. Zó gewoon is het nu ook weer niet om in het donker op nijlpaarden te stuiten, dus waarom kijken we daar niet naar. "Op re-echts, die hippo, niet links", hoor ik achter mij. Waarop de gids achter het stuur heel droogjes opmerkt: "I see another leopard." Ik denk dat ik gek word. Ik pies bijna in mijn broek. Mijn hart bonst overal en ik tril van de spanning. Wat? Nóg een? Ik kan het nauwelijks geloven. Mijn ogen volgen de lichtbundel, waarin - o Heer - een tweede luipaard loopt, het mannetje van de eerste. Zegt de gids. En deze gids weet alles. Ook deze luipaard verdwijnt in het struikgewas.
Ineens is de chaos compleet. We belanden in een soort wild-west-taferelen, maar dan op z'n Afrikaans. In de walkie-talkie hoor ik opgewonden gepraat van andere gidsen in andere jeeps. Ook met toeristen. Terwijl onze jeep rustig afwacht totdat het mannetje weer uit de struiken komt, blijkt dat hij áchter onze auto gewoon doorwandelt. We keren razendsnel. Eén hand om mijn filmcamera en de andere hand ferm aan de reling. Meer heb ik niet. Hier moet ik het mee doen. De jeep stuitert, hobbelt en schokt in de jacht op het luipaard. Belofte maakt immers schuld.
Van alle kanten komen er jeeps aanrijden. Nou ja, rijden? Noem het maar laagvliegen. Iedereen wil het luipaard zien. We worden voorbij gereden, ze komen ons tegemoet. Ze zijn overal, zo lijkt het wel. Intussen proberen wij het onverstoorbaar doorlopende luipaard te volgen. Hij lijkt zich niets aan te trekken van alle commotie. En ergens is dat goed om te zien. Wij komen immers op zíjn terrein en niet andersom. De jeeps geven vol gas, ik hoor takken kraken en vele, opgewonden stemmen. 'Ons' luipaard loopt gewoon door. Daar gaat hij, in het schijnsel. Op naar de nacht. Op naar misschien wel een prooi. Dankzij onze gidsen hebben we zeer goed zicht op het mannetje, dat slechts zo'n twintig meter bij ons vandaan is. Ik beleef alles in een roes. Dit is zó onwaarschijnlijk. Zó mooi. Dit leef je alleen in je dromen. Maar dit is echt. "You were really, really lucky", zegt de gids na afloop. Yes sir, we were indeed. Onwaarschijnlijk wat ik meemaak, in de wildernis (van Zambia). What else is there?
En over dat nijlpaard heeft niemand het meer gehad.

De volgende ochtend heel vroeg maken we onze laatste game-drive. Gelijk na vertrek treffen we een trompetterende olifant, vlak voor onze neus. Ook zien we buffels, giraffes, nog meer olifanten, kroonkraanvogels, gieren, een havik, zebra's, impala's, waterbokken, hippo's en krokodillen. En een grote leeuw met een kleine, dode buffel. De leeuw heeft zijn prooi onder een struik getrokken en ligt er zelf als een prins naast. Hij wordt niet warm of koud van onze aanwezigheid en wacht rustig totdat we verder rijden.
Jammer genoeg missen we de zeldzame wilde honden, die wel worden gespot door de andere leden van onze groep. Daar staat tegenover dat ook wij iets heel moois en bijzonders zien. Een visarend duikt richting Luangwa-rivier, 'zit' even op het water en vliegt weg met een vrij grote vis tussen zijn klauwen. Zijn machtige vleugels brengen zijn prooi snel in veiligheid.
Jeetje. Zelfs onze gids heeft dit nog nooit gezien, zegt hij.
Na afloop zitten we bij onze luxe safari-tent in het camp Flatdogs, met vol zicht op de rivier. Vlak voor onze neus woont een kudde nijlpaarden. We zien hun immense koppen uit het water komen en weer onder gaan. Af en toe spert er eentje zijn bek wagenwijd op en zien we de enorme tanden. Zo te horen vermaken ze zich opperbest. Ze knorren en briesen dat het een lieve lust is. Om ons heen rennen de bavianen rond de tent. Zij kijken naar ons. Wij kijken naar hen. Ook dit is Afrika op z'n allermooist. Maar ja, dat vind ik eigenlijk doorlopend.
Ik zou hier best kunnen blijven. Understatement.
En ik neurie zachtjes: 'What a wonderful world' van Louis Armstrong.

naar boven

terug naar intro

terug naar Truck en Jeep