De vervallen panden in de haveloze straten van Theresienstadt. Foto: Stella van Zanten©
Een bezoek aan Theresienstadt (Terezin) is een aparte ervaring. In tegenstelling tot wat ik altijd
voetstoots heb aangenomen, is Theresienstadt helemaal geen kamp in de klassieke zin van het woord,
maar een stad(je). Wel een stad die in de Tweede Wereldoorlog eigenlijk één groot kamp was.
Van oorsprong is het een garnizoensstad, omringd door vier kilometer lange verdedigingswerken.
Deze zijn via tunnels met elkaar verbonden. Wij lopen in zo'n tunnel. Niet eng, want er
hangt (spaarzame) verlichting.
Er hangt een vreemde sfeer in de plaats. Het park in het centrum straalt niet bepaald
het joie-de-vivregevoel uit, maar is nog alleszins redelijk in vergelijking met andere
straten. Die zien er troosteloos, leeg en haveloos uit. De plaats ademt een deprimerende,
sinistere sfeer. Je zou bijna zeggen dat het verleden nog altijd drukt op Theresienstadt.
Vanaf eind 1941 werden de 3500 inwoners van de plaats elders ondergebracht. Zo ontstond het ghetto
voor de joden. De woningen en straten veranderden in een kamp. Hoewel Theresienstadt geen feitelijk
vernietigingskamp was, stierven er circa 33.000 mensen door uitputting, honger en ziekte. In de
'hoogtijdagen' zaten ongeveer 50.000 mensen op elkaar gepropt. Bijna 90.000 joden werden
doorgestuurd naar Auschwitz of Treblinka.
Bij ongepast gedrag werden joden verplaatst
naar de Kleine Vesting, de gevangenis. Daar waren de
omstandigheden uiteraard nóg slechter. De Kleine Vesting is te bezoeken. Een aantal cellen is
open. Ook hier draagt een poort het opschrift 'Arbeit macht frei', bekend van de toegangspoort in Auschwitz.
Op de fiets rijden we rond. Het is nauwelijks voor te stellen dat hier in WOII
de straten overvol waren met joden. Sommige woonblokken zijn te bezoeken. Zo
zien we een reconstructie van een opeengepakte vrouwenslaapzaal, met stapelbedden, koffers,
pannen en kleding.
De gids van het crematorium en de ernaast gelegen begraafplaats spreekt vier woorden Frans en
twee woorden Engels. En graag!
Het Gettomuseum toont veel (kinder)tekeningen van het leven in het kamp.
In 1944 mocht het Rode Kruis op bezoek komen. Om de overbevolking verborgen te houden, werden velen
naar Auschwitz gestuurd. Er kwamen nepwinkels en nepcafés. Ook werd een propagandafilm gemaakt.
De film toont het vrolijke kampleven, met de bedoeling geruchten over concentratiekampen te
ontzenuwen. De 'acteurs' werden na de opnamen op de trein gezet naar Auschwitz.
Daar gaan we ook nog heen deze reis, tijdens ons bezoek aan Polen.
Kamenice
vorige pagina
naar boven
terug naar intro