Beklimming Drakensbergen
De reis naar de Drakens-bergen is geplaveid met goud. De route voert ons vlak langs het Itala national park, waar bergen liggen met
schitterende luchten erboven. Af en toe kleurt de hemel donker als er een regenfront passeert. Overal witte en zwarte wolken; er is niets
tussen de hobbelende en soms zwoegende truck en de natuur aan de horizon. Ongehinderd kunnen we genieten van een machtig landschap dat na elke
bocht een ander uiterlijk heeft.
Als er regendruppels vallen, verschijnt links een regenboog, alle kleuren steken scherp af tegen de achtergrond. Het is een perfecte halve cirkel:
beide bogen boren zich in de aarde. We weten niet waar te kijken. Een ultieme voorbode van ons verblijf in de Drakensbergen, zo zal spoedig
blijken. Ook zien we landschappelijke tafereeltjes met koeien onder een acacia die zomaar lijken op het schilderij Zomerdag van Anton Mauve.
De truck kan niet omhoog naar de Greenfire lodge over het lange pad van rode aarde, her en der diep uitgesleten door de sporen van hevige regen.
De kleinere 4x4-truck rijdt soepel langs de geulen, ineens opdoemend water en over een heel smal bruggetje. In de eerste versnelling gaan we voort,
soms in z'n twee. Binnen worden we van links naar rechts geslingerd, maar het massief komt steeds dichterbij. En als we uitstappen bij de lodge staan
we in een imposante arena van bergwanden met daartussen fris glooiend groen en rotsen. De huisjes hebben uitzicht op het amfitheater; het is de enige
accommodatie in de wijde omtrek. We voelen ons gedropt aan het einde van de wereld. De wind blaast om onze oren en daar tussendoor horen we
de kreten van vogels. Vol verbazing kijken we om ons heen.
Het is zes kilometer heen en zes kilometer terug, maar eenmaal boven op de Drakens-bergen voel ik me op de top van de wereld. Doorzetten is wel een
voorwaarde om er te geraken. Vanuit de lodge begint de lange tocht naar daar waar de gieren zich ophouden. Het is gelijk aardig klimmen over een
smal pad met losliggende stenen, geflankeerd door hoog, gelig gras. Aan het eind van dit klimmetje zijn mijn benen al verzuurd en is mijn adem op
rantsoen.
Gelukkig gaat het daarna lange tijd redelijk vlak verder, langs de immense wanden van de Drakensbergen, die van zo dichtbij helemaal niet zo'n
aaneengesloten front vormen als aanvankelijk leek. Het zijn kolossale, grof op elkaar gestapelde brokken klei, zo lijkt het. Met enorme
inkepingen.
Maar dan begint de echte tocht. Langdurig scherp omhoog draaiende, her en der wat gladde paden vormen de eerste uitdaging. Langs de kant struikjes
met doornen, groen dik gras en bloemetjes laag bij de grond. Als ik denk dat mijn eerste adem is opgebruikt en mijn bovenbenen hun maximum capaciteit
hebben overschreden, komen de horizontale boomstammetjes. Enkele honderden met daartussen een staphoogte van af en toe een halve meter leiden
ons omhoog. Een slapeloze nacht en een week van weinig slaap eisen hun tol. Terwijl de meeste groepsleden zich steeds verder van mij verwijderen,
sta ik om de haverklap stil. Telkens na drie, vier stammetjes moet ik rusten. Ik kán niet meer. De een na de
ander bereikt de top. Elke keer als ik omhoog kijk, lijkt het wel alsof de richel helemaal niet dichterbij komt. Klimmers vóór mij
verdwijnen uit het zicht, even later gevolgd door vreugdekreten. Mijn reis naar de top is één grote confrontatie met mezelf. Met mijn
lichaam, dat ouder wordt. Mijn vriendin en ik zijn de senioren van de groep en het is voor het eerst dat ik zo keihard tegen de begrenzingen
van mijn fysiek aanloop. Het doet pijn. Ik wil dartelen, net als de jonkies om mij heen, maar de leeftijd laat genadeloos zijn invloed gelden.
Mijn geest is echter ongebroken. Ik ZAL boven komen, al moet ik onderweg overnachten. Mezelf voorttrekkend aan belendende grassen, kom ik omhoog.
Het gaat in een slakkengang, maar ik vorder. Volledig gesloopt, zijg ik uiteindelijk neer langs de richel. Als ik opkijk, zie ik de rondcirkelende
gieren, wiens nest zowaar ónder ons ligt. Háhá, ik ben hoger dan de gieren. Is dat niet geweldig? Voor even zit ik op het dak
van de Drakensbergen. Wat een oerplek. Eindeloos ver kan ik kijken. De harde, kille wind ruist om mijn lichaam. Verder is alles zoals het ooit was.
De gieren cirkelen voor onze neus. Het maakt geen geluid. Ik ben in totale verrukking.
De volgende ochtend sta ik op in het nog halfvolle schemer. Rond half zes piept het eerste licht vanachter een heuvel, snel gevolgd door de opkomende zon. De eerste
stralen zetten de bergwanden in vuur en vlam. Voor enkele minuten zijn de Drakensbergen voorzien van een roodachtige, oranje laag.
De erboven hangende wolken kleuren roze. Het universum tovert een adembenemend schouwspel. Heel even licht de wereld op, alleen zichtbaar
voor vroege vogels.
Wat een weelde.
Wild Coast
naar boven
terug naar intro
terug naar Truck en Jeep