vulkaan Mgahinga

De krater van de vulkaan Mgahinga in Oeganda, de rand volop begroeid met Giant Lobelia. Foto: Stella van Zanten©

vulkaan Mgahinga

Vulkaan Mgahinga


In de vroege ochtend rijden we het Mgahinga National Park binnen. Daar staan we dan, aan de voet van de drie vulkanen, Mount Muhavura (4127m), Mount Mgahinga (3474m) en Mount Sabinyo (3669m). Wat zijn ze hoog! Mijn vriendin en ik worden in een hutje verordonneerd. Drie schriftjes liggen opengeslagen. De ranger wijst ons waar we alle persoonlijke gegevens moeten invullen. Afrikanen zijn gek op administratief werk.
Weer buiten knipper ik met mijn ogen. Voor de hut heeft zich een regiment soldaten opgesteld. Gids Ismael lacht om mijn verbazing. "Nee. Geen oorlog. Alleen bescherming." Nadat in 1999 in het Bwindi National Park westerse toeristen zijn vermoord, vermoedelijk door Rwandese rebellen, heeft de overheid maatregelen genomen. Sindsdien wordt elke toerist beschermd. Ik moet even slikken. Maar er is geen twijfel. We gaan. Twee gidsen, tien tot op de tanden bewapende soldaten en twee vrouwen.
Mijn hart gaat uit naar de beklimming van de hoogste vulkaan: Mount Muhavura, omdat die een kratermeer op de top heeft. Sabinyo is het moeilijkst te beklimmen. Je moet drie steile rotspassages overwinnen voordat je boven bent. Niet fijn als je hoogtevrees hebt. We besluiten Mount Mgahinga te doen, 'slechts' 3474m hoog.

De Black-eyed Susan, de struik met de gele bloemetjes Eerste stop tijdens de beklimming, de Mgahinga ligt nog voor ons De gids wijst ons op bijzondere planten en vertelt dat we op weg naar de top door vijf verschillende vegetatie-zones komen. We stoppen in een veld vol Red-hot Poker, fraaie rood-gele bloemen, en Black-eyed Susan. Ik zak op een steen en opeens, recht voor me, zie ik de vulkaan in volle glorie. Wow! Ik leg mijn hoofd in mijn nek om de top te kunnen zien. Het lijkt alsof we nog helemaal niet zijn gestegen. Vooruit maar weer.
In het bamboebos begint de stilte. De roep van de zeldzame Golden monkey in de verte. Verder niets. Het woud is ondoordringbaar. Ons pad is uitgehakt en dat is de enige ingreep in het park. Sinds de overheid dit natuurgebied beschermt, is het niet meer van de Afrikanen. "Voorheen kapten de lokale bewoners hier bamboe om huizen te bouwen. Tegenwoordig moeten ze het op hun eigen akkertjes verbouwen", vertelt Ismael. Ter compensatie ontvangen de bewoners een deel van het entreegeld van het park. Ismael heeft er een baan aan overgehouden. Hij is blij met de blanken die van ver komen om zijn land te zien, al kan hij nauwelijks bevatten van hóe ver. Hij heeft nog nooit de zee gezien. "Nederland? Ahhhh." Zijn hele gezicht grijnst. Hij weet iets over Nederland. Op school geleerd. Trots zegt hij: "God created the world, but the Dutch made Holland. Do you have elephants?"


Bij invallend zonlicht schittert het bamboebos Het natte bos glinstert op als het zonlicht plotseling invalt. Tot tientallen meters diep kunnen we zien hoe dicht de bamboescheuten tegen elkaar staan. Op de grond schitteren overal kleine stukjes bamboe. Ik ben zo onder de bekoring van het bos, dat ik me niet realiseer dat we amper stijgen. Het voortkabbelende pad heeft me soezerig gemaakt. Maar Ismael heeft zo zijn methodes om me bij de les te houden. "So, now the real climbing starts", roept hij opgewekt als we voor een trap van boomstammetjes staan. De treden gaan voort zover het oog reikt en - zo zal ik spoedig ontdekken - nog ver daarna. Achter elke bocht volgt een nieuwe trap.


Tussen enorme bomen en grote vetplanten voert het pad omhoog, door de modder De randen rondom de krater zijn begroeid met ondoordringbare bush Zwaar bewapende soldaten rusten uit op de top Top van de Mgahinga vulkaan met zicht op de krater


Eindeloos zigzaggen we naar boven. Ik merk nauwelijks dat we in een andere vegetatie-zone terechtkomen. Daar staan met korstmossen bedekte bomen en hangen lianen waar ze maar willen. Op de grond grote heideplanten en grassen. Steeds meer worden we opgeslokt door de begroeiing. Het smalle pad is spekglad en modderig. Bij elke stap glij ik weg. Temidden van enorme vetplanten glibberen we omhoog.
Drinken. Ik moet drinken. En rusten. De gids probeert me moed in te spreken.
"You will make it."
"I know."
"How far?"
"You will make it."

Ergens langs het 'pad' staat een hut. Ismael zegt dat we hier rusten. Ik kijk naar binnen en zie houten banken langs de wanden. We worden aangespoord naar binnen te gaan. Ineens bekruipt me een ongemakkelijk gevoel. Mijn vriendin en ik zijn helemaal alleen in het gezelschap van twaalf mannen. Het is niet moeilijk te bedenken wat er zou kúnnen gebeuren. Onze hulpkreten zouden wegsterven in het bos. Niemand zou ons horen. Er is trouwens niemand anders. De hele dag is het alleen wij en de mannen. Met enige tegenzin ga ik toch de hut in. Binnen of buiten, het maakt eigenlijk ook niet uit. 'Stel je niet aan', zeg ik tegen mezelf. Als ik eenmaal op het bankje zit, voegen de gidsen zich naast ons. De soldaten blijven buiten. We zitten in stilte en langzaam word ik weer kalm. Er gebeurt niets. En er gaat ook niets gebeuren.
Het is tijd om verder te gaan. Het kan nog erger dan de trappen. Achter de volgende bocht doemt ineens een ladder op. Bijna loodrecht staat hij tegen de rotswand. Dit moet een grap zijn. De lift zal wel aan de achterkant zitten. De ene na de andere steile ladder verschijnt. De sporten zijn spekglad, overal is modder. Mijn zware hijgen verdrijft de stilte. Er moet iemand zijn die mijn benen optilt, want ik kom nog steeds vooruit. Wat zou ik graag gaan liggen en voorlopig niet meer opstaan. Vele ladders lang trekt Ismael me omhoog.
En dan: "Here the climbing stops. We are at the top." Nog één stap. Ik ben er. Ik geef Trudy de high-five en val neer. Het zachte mos is voor even mijn matras. Ik ontwaak in een andere wereld, alsof ik op een filmset ben beland. Om me heen groeien de vreemdste planten, zoals de manshoge Giant senecios, met leerachtige bladeren en pluimen van gele bloemen, en de opvallende Giant lobelia. Uit het gebladerte verrijst een gigantische stok, een soort Havana-sigaar. In bloei is de bloem schitterend paars. "Ze groeien net zolang door totdat ze in de hemel zijn", lacht Ismael. Maar volgens mij zijn we al in de hemel. Zo zal het zijn, een wonderlijke wereld, vredig en stil. Dit was elke stap waard.

Voor mijn gevoel sta ik op het dak van Afrika. Om me heen zie ik Oeganda, Rwanda en Congo. Ik tuur in de richting van de Virunga Mountains, verderop, over de grens met Rwanda. Daar, ergens tussen het groen, leven de zeldzame en bedreigde berggorilla's, waarvoor de Amerikaanse biologe Dian Fossey haar leven gaf.
Maar dat is voor overmorgen. Eerst moeten we naar beneden.

Virunga-gebergte

naar boven

terug naar intro